HOME  / ONLINE PRODUCTENNextendum Nieuws / Nieuwsbericht

Co-ouderschap en kindregelingen: een overzicht

Op 1 januari 1998 is in de wet opgenomen dat beide ouders na een scheiding gezamenlijk het gezag houden over de kinderen. Sinds die tijd is de populariteit van het co-ouderschap toegenomen. Volgens cijfers van het CBS blijkt het wonen in een co-oudersituatie te zijn gestegen van 5% in 2001 tot 16% in 2006 en 27% in 2013. Wij zetten de fiscale verwerking en toepassing van regelingen voor u op een rijtje.

Co-ouderschap is geen juridische term. Het betekent dat er tussen ouders een ’gelijkwaardige’ zorgverdeling is overeengekomen. Kinderen behoren in die situatie tot twee huishoudens. Als kinderen tot het huishouden behoren kan er recht bestaan op toeslagen of heffingskortingen. Deze financiële voorzieningen zijn na een scheiding vaak een belangrijk onderdeel van het maandelijkse inkomen. Zonder deze voorzieningen komen veel gezinnen financieel niet rond. Daarnaast heeft de Algemene Rekenkamer berekend dat veel huishoudens kampen met toeslagschulden mede doordat wijzigingen in gezinssamenstelling (bijvoorbeeld als gevolg van een scheiding) niet juist worden doorgegeven.[1]

Als professional op het gebied van scheidingen is het erg belangrijk te weten wie in welke situatie recht heeft op bepaalde voorzieningen. Hierdoor kunnen de genoemde voorzieningen zo optimaal mogelijk worden benut. Ook worden situaties waarbij cliënten teveel gelden hebben ontvangen, en dit terug moeten betalen, voorkomen.

De ouder waar het kind staat ingeschreven, heeft in de meeste gevallen recht op heffingskortingen en/of toeslagen. Uit de Wet Basisregistratie Personen volgt dat een kind echter maar op één adres in de basisadministratie kan worden ingeschreven. De vraag rijst dan welke ouder recht heeft op financiële en fiscale tegemoetkomingen in verband met de kinderen in het geval van co-ouderschap waarbij een kind feitelijk tot twee huishoudens behoort.

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de meest relevante voorzieningen in het kader van scheidingen:

Kinderbijslag (Sociale Verzekeringsbank)
De kinderbijslag wordt in beginsel betaald aan de ouder bij wie het kind in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven. In het geval van co-ouderschap kan de kinderbijslag echter op verzoek aan beide ouders worden uitbetaald.[2] De regeling ten aanzien van de kinderen dient dan wel te voldoen aan co- ouderschap. Het SVB definieert co-ouderschap als volgt[3]:

  • De ouders wonen gescheiden
  • De kinderen worden samen opgevoed en verzorgd
  • De kinderen verblijven om beurten, ongeveer even vaak, bij beide ouders
  • Deze afspraken zijn vastgelegd in een uitspraak van de rechter of een overeenkomst die door beide ouders is ondertekend

De kinderbijslag van elk van de kinderen kan dan worden verdeeld terwijl de kinderen toch bij één ouder staan ingeschreven. De verdeling van de kinderbijslag kan schriftelijk worden doorgegeven bij de Sociale Verzekeringsbank. Let wel dat de verdeling van de kinderbijslag mogelijk gevolgen heeft voor de afspraken over de kosten van de kinderen en de daarmee samenhangende onderhoudsverplichtingen.

In theorie kunnen ouders ervoor kiezen de kinderen op verschillende adressen in te schrijven. Dit kan uiteraard alleen indien er meerdere kinderen zijn. In de praktijk dient hier niet lichtvaardig mee om te worden gegaan. Een inschrijving van een kind op een adres kan allerlei andere juridische gevolgen mee brengen.[4]

Heffingskortingen en toeslagen (Belastingdienst)
Een co-ouder wordt volgens de Belastingdienst als volgt gedefinieerd[5]:

  • het kind/de kinderen staat/staan op het woonadres van de andere ouder ingeschreven

en

  • woont/wonen doorgaans tenminste 3 hele dagen (3 keer 24 uur) per week in elk van de huishoudens

óf

  • woont/wonen de ene week bij de ene ouder en de andere week bij de andere ouder

Het co-ouderschap kan worden aangetoond door middel van een beschikking van de rechtbank of een door beide ouders ondertekend ouderschapsplan.

Uit de informatie op de website van de Belastingdienst blijkt dat voor zowel de inkomensafhankelijke combinatiekorting als voor de toeslagen[6] dezelfde definitie voor co-ouderschap wordt gehanteerd.

Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Beide ouders hebben recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting indien aan de voorwaarden van co-ouderschap volgens bovenstaande definitie wordt voldaan.[7] Bij het indienen van de (voorlopige) aangifte inkomstenbelasting kan de heffingskorting worden geclaimd. De vraag in de aangifte ‘Stond @naamkind minstens 6 maanden ingeschreven op hetzelfde adres als u?’ dient dan met ‘ja’ te worden beantwoord door de co-ouder ook als het kind bij de andere ouder staat ingeschreven. In het jaar van scheiding hebben beide co-ouders recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting indien zij minder dan zes maanden elkaars fiscaal partner zijn geweest. De keuze voor het voljaarspartnerschap[8] is niet van invloed op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Uit een  recente uitspraak[9] blijkt dat de Belastingdienst strikt vasthoudt aan de door haar geformuleerde definitie. Een regeling waarbij de vader (co-ouder) de ene week vier volledige dagen de zorg had voor de kinderen en de andere week vier halve dagen, was voor de belastingdienst reden om de aanspraak op de inkomensafhankelijke combinatiekorting af te wijzen. De rechter heeft met deze uitspraak de strikte zienswijze van de Belastingdienst bevestigd. Hierdoor moest de vader de teveel ontvangen heffingskorting terugbetalen. Hieruit blijkt maar weer dat cliënten die hun kinderen in co-ouderschap wensen op te voeden zorgvuldig afspraken dienen te maken binnen de bewegingsruimte die de Belastingdienst hiervoor geeft. Het zou immers zonde zijn als uw cliënten door een detail in de regelgeving toeslagen of de inkomensafhankelijke combinatiekorting mislopen.

Kinderopvangtoeslag 
De relevantie van kinderopvangtoeslag kan zeer groot zijn. In veel gezinnen zijn zorg- en werkafspraken na een scheiding afhankelijk van de kinderopvangmogelijkheden én de kosten die hiermee samenhangen. Het gaat hierbij vaak om substantiële bedragen.

In geval van co-ouderschap kunnen beide ouders kinderopvangtoeslag aanvragen. Ieder kan dit voor zijn eigen deel van de kosten aanvragen. Daarbij gaat de Belastingdienst ervan uit dat de ouders hun eigen aandeel in de kosten contractueel regelen met de kinderopvanginstelling. Indien er (nog) een gezamenlijk contract is, dan bepaalt de betaling van de kosten het deel waarvoor ouders de toeslag kunnen aanvragen. Dat deel is afhankelijk van de (afgesproken) zorgverdeling of van de met de kinderopvanginstelling afgesproken verdeling van de kosten. Indien een van de ouders alle kosten betaalt aan de kinderopvanginstelling, dan is het van groot belang dat de betaling van het deel van de andere ouder goed zichtbaar en giraal wordt terugbetaald aan de ouder die de factuur betaalt. Als co-ouders kunnen ouders samen kinderopvangtoeslag krijgen voor maximaal 230 uur per kind per maand. Indien een co-ouder kinderopvangtoeslag wil aanvragen voor het kind dat niet bij hem of haar ingeschreven staat maar bij de andere ouder, kan deze hiervoor een brief sturen naar de Belastingdienst.

Indien van beide co-ouders een substantieel lager inkomen heeft dan de ander, kan het financieel gunstig zijn om de ouder met het laagste inkomen de kinderopvangtoeslag te laten aanvragen. Deze ouder dient het contract te sluiten met de kinderopvanginstelling en is dan verantwoordelijk voor de volledige kosten van de kinderopvang. Bij de bepaling van de onderhoudsvoorziening voor de kinderen wordt er vervolgens rekening mee gehouden dat deze ouder de volledige kosten van de kinderopvang draagt.

Huurtoeslag
Indien wordt voldaan aan de voorwaarden voor co-ouderschap, kunnen beide ouders de kinderen meetellen als medebewoner. Dit betekent mogelijk een recht op hogere huurtoeslag. Een eventueel inkomen van het kind/de kinderen telt dan wel mee in beide huishoudens. Voor thuiswonende kinderen tot 23 jaar telt het inkomen boven € 4.885 mee. In individuele situaties zal bekeken moeten worden of het financieel interessant is voor de co-ouder om het kind mee te laten tellen als mede-bewoner voor de huurtoeslag.

Als het kind/de kinderen bij de andere ouder staat/staan ingeschreven, kan een brief naar de Belastingdienst worden gestuurd met het verzoek het kind/de kinderen mee te laten tellen als medebewoner(s).

Kindgebonden budget (KGB)
Alleen de ouder die de kinderbijslag heeft aangevraagd heeft recht op kindgebonden budget (mits aan de voorwaarden[10] wordt voldaan). Dat de kinderbijslag op verzoek tussen de ouders is verdeeld, doet hier niets aan af. Indien er één gezamenlijk kind is, komt dus alleen de aanvrager van de kinderbijslag in aanmerking voor het KGB. Bij meerdere kinderen hebben beide ouders recht op KGB als de kinderen over de adressen zijn ‘verdeeld’. Zoals hiervoor uiteen is gezet, is het op verschillende adressen inschrijven van kinderen niet altijd wenselijk. Het KGB kan in die situaties en in de situatie dat er één kind is, alleen feitelijk aan beide ouders toekomen indien het KGB wordt gestort op een gezamenlijke kindrekening. Daarbij is het inkomen van de ouder waar de kinderen staan ingeschreven bepalend.

Voor alle andere ‘kindgebonden’ regelingen (inkomensafhankelijke combinatiekorting, kinderopvangtoeslag en huurtoeslag) geldt dat in het geval van co-ouderschap ieder van de ouders, onder voorwaarden, een zelfstandig recht heeft op de regelingen. De Nationale Ombudsman ontvangt regelmatig klachten van ouders die KGB mislopen ondanks dat ze in ongeveer gelijke mate voor de kinderen zorgen. Om die reden zijn er onlangs Kamervragen[11] gesteld over dit onderwerp. De Staatssecretaris van Sociale Zaken kondigt in reactie hierop een verkenning aan naar de bredere vormgeving van de verdeling van het KGB na echtscheiding. Ook werken de SVB en de Belastingdienst aan een betere voorlichting voor co-ouders en aan scheidende ouders.

Slot 
In het voorgaande is een overzicht opgenomen van de kindgebonden regelingen waarop co-ouders recht kunnen hebben na de scheiding. Het al dan niet van toepassing zijn van toeslagen en de inkomensafhankelijke combinatiekorting is van (grote) invloed op het inkomen na de scheiding. Doordat u als professional op de hoogte bent van deze complexe materie weten uw cliënten zeker dat ze de regelingen optimaal benutten. Daarnaast lopen zij geen risico dat ze ten onrechte voorzieningen krijgen uitbetaald en daarmee ongemerkt (grote) schulden opbouwen bij de belastingdienst. Wij wensen u veel succes bij uw adviespraktijk!

[1] Link naar website van de rekenkamer over rapport terugbetalen toeslagen

[2] Art. 10 Besluit uitvoering kinderbijslag

[3] Link naar website SVB over definitie co-ouderschap

[4] Denk aan: een onderhoudsplicht voor de stiefouder o.g.v. art. 1:395 BW en de verantwoordelijkheid voor het voldoen van de ‘kindgebonden kosten’ van het kind zoals schoolgeld, contributies voor sport etc.

[5] Link naar website belastingdienst over inkomensafhankelijke combinatiekorting

[6] Link naar website belastingdienst over toeslagen co-ouderschap

[7] Art. 8.14a Wet IB 2001 jo. Art. 44b Uitvoeringsregeling Wet IB 2001

[8] Art. 2.17 Wet IB 2001

[9] Hof Arnhem-Leeuwarden 27 maart 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2609

[10] Art. 2 Wet op het kindgebonden budget

[11] Link naar website Rijksoverheid over beantwoorden Kamervragen over KGB bij co-ouderschap

C.M. (Carin) van Houten FFP RB
belastingadviseur
financieel planner

06 22 41 51 83
c.vanhouten@extendum.nl

iOS touchscreen gebruikers: Voor delen 2 keer tikken