HOME / ONLINE PRODUCTEN / Nextendum Nieuws / Nieuwsbericht
De nekklem van de transitievergoeding
26-02-2021 | Alweer jaren geleden is de transitievergoeding ingevoerd, dit is de verplichte compensatie die werkgevers dienen te voldoen bij ontslag van werknemers. Deze transitievergoeding kan uiteindelijk de nekslag zijn voor ondernemingen die de coronacrisis ternauwernood hebben overleefd.
Steeds vaker blijkt dat bedrijven in moeilijkheden bij – helaas noodzakelijk – bedrijfseconomisch ontslag van hun werknemers de transitievergoeding eenvoudigweg niet kunnen ophoesten. Getracht kan worden geen of een lagere transitievergoeding af te spreken, maar dat kan alleen vrijwillig en kan niet worden afgedwongen. De wet biedt alleen nog de mogelijkheid dat indien sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkgever, de transitievergoeding in termijnen over een periode van maximaal zes maanden kan worden voldaan. Hierbij is ook nog rente verschuldigd. Voorwaarde is dat de werkgever moet aantonen dat integrale betaling van de transitievergoeding de werkgever in ernstige financiële problemen brengt. Voordat dit door de rechter bepaald kan worden, is het vaak al te laat en bovendien blijft het totaalbedrag ongewijzigd.
Zelfs in economisch betere tijden zijn er al voorbeelden waarbij een werkgever bij een reorganisatie met een behoorlijk aantal werknemers de totale transitievergoeding niet kon voldoen. Waardoor uiteindelijk het hele bedrijf failliet ging. Niet alleen de voor reorganisatie voorgedragen werknemers waren toen de klos, maar – helaas – alle werknemers van het bedrijf. Dat kan niet de bedoeling zijn en is dan ook kapitaalvernietiging.
In minder goede tijden en in de periode die ons de komende tijd mogelijk te wachten staat, wordt dit risico naar verwachting groter. Vooruitziende juristen zagen dit jaren geleden al aankomen, maar in de wet zijn geen mogelijkheden – lees hardheidsclausules – meer opgenomen om hierop in te spelen.
Onder de ter ziele gegane wet- en regelgeving kon bij de kantonrechter een beroep gedaan worden op de zogenaamde ‘habe wenig’ of ‘habe nichts’ verweren. Waarbij met ondersteuning van de betrokken accountant en financiële onderbouwing van jaarstukken, winst- en liquiditeitsprognoses, maatwerk kon worden toegepast. Kantonrechters konden de vergoedingen in een lumpsum verlagen, al naar gelang de financiële mogelijkheden, betaling uitstellen of beperken tot een aanvulling op een lagere uitkering of loon elders en/of uitsmeren over een langere periode of laten lopen totdat elders weer een nieuwe dienstbetrekking werd aangegaan. Op die manier rekening houdend met de belangen van werknemer, maar ook van de werkgever. Het zou goed zijn als deze bevoegdheid in enige vorm weer in de gereedschapskist van de kantonrechter zou terugkeren.
iOS touchscreen gebruikers: Voor delen 2 keer tikken