HOME / ONLINE PRODUCTEN / Nextendum Nieuws / Nieuwsbericht
Overgang van onderneming en loonkostenvoordeel (LKV)
Casus:
Een werknemer treedt op enig moment in dienst van een werkgever, dan nog een eenmanszaak. Tot datum indiensttreding ontving de betrokken werknemer een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW).
Zo’n twee maanden na indiensttreding geeft het UWV ten name van werknemer een zogenaamde doelgroepverklaring af op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).Kort daarna wordt de eenmanszaak door werkgever omgezet in een vennootschap onder firma (vof). Deze (opvolgend) werkgever heeft met betrekking tot de werknemer vervolgens op grond van de Wtl verzocht om een loonkostenvoordeel oudere werknemer. De inspecteur van de Belastingdienst wijst dit verzoek af.
Wat oordeelt het Hof?
Het Hof Arnhem-Leeuwarden moet vervolgens oordelen of de opvolgend werkgever recht heeft op de LKV oudere werknemer.
Het Hof oordeelt daarin dat de overgang van de eenmanszaak in de vennootschap onder firma dient te worden gekwalificeerd als een overgang van onderneming in de zin van de wet. Daaruit vloeit voort dat alle rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de overgang voor de werkgever in die onderneming voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en de daar werkzame werknemer van rechtswege overgaan op de verkrijger. Het Hof overweegt – ondermeer – dat het feit dat het recht van werkgever op LKV niet voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst met de betrokken werknemer, maar uit de beschikking van de Belastingdienst, geen afbreuk doet aan het recht. Ook het feit dat ná de overgang van onderneming er feitelijk sprake is van een andere inhoudingsplichtige, lees de opvolgend werkgever, doet geen afbreuk aan de regeling en ook is – aldus het Hof – gewoon sprake van een geldige – en dus te gebruiken – doelgroepverklaring.
Gelet op het voorgaande, concludeert het Hof aldus dat voldaan is aan alle voorwaarden van de Wtl en heeft de (opvolgend) werkgever recht op de LKV oudere werknemer.
De Belastingdienst
De Belastingdienst kan zich niet verenigen met deze praktische benadering van het Hof, die ook recht doet aan de strekking van de regeling met betrekking tot het financieel aantrekkelijk maken van het in dienst nemen van oudere werknemers.
Cassatie
In cassatie ingesteld door de staatssecretaris van Financiën heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Hof in stand gelaten. De HR overweegt ondermeer dat er sprake is van een geldige doelgroepverklaring, die haar gelding niet verliest door de overgang van onderneming. De periode van drie jaar waarover een LKV oudere werknemer ten hoogste wordt verstrekt, dient te worden berekend vanaf de aanvang van de eerst dienstbetrekking tussen de oorspronkelijke werkgever en de werknemer. Het verzoek om een LKV oudere werknemer moet worden gedaan door de opvolgend werkgever voor zover dat verzoek betrekking heeft op de periode ná de overgang, hetgeen een logisch gevolg is van deze praktische benadering.
Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen of opmerkingen, neemt u dan contact met ons op.
iOS touchscreen gebruikers: Voor delen 2 keer tikken